In gesprek met een...

Melkveehouder: “We staan financieel tegen de muur”

Aangenaam, mijn naam is Maurice van der Spek. Ik ben op zoek naar de makers van ons eten. Door ons eten te kopen in de supermarkt weten we niet langer wie ervoor werken. Dus trek ik erop uit. Wie zijn de mensen achter de producten die we iedere dag consumeren? Dat ontdek je op opzoeknaardemakers.nl.

Deze week ontmoet ik een boerenechtpaar dat ruimhartig inkijk geeft in de financiële stand van zaken van hun bedrijf. “Kort nadat we het bedrijf overnamen was er een periode dat we een kilogram melk verkochten voor net iets minder dan €0,20. Ik moet je eerlijk zeggen, toen was ik naast boos ook heel erg bezorgd. Dan vraag je je af of je de boodschappen nog wel kunt betalen.” Een kijkje in de portemonnee van melkveehouders John en Sjanie Eijkelenboom.

Dit is de zevende aflevering van mijn zoektocht. Naar het overzicht.

In het kort

Melkveehouders John en Sjanie Eijkelenboom doen een boekje open over hun financiën. In dat boekje ontdek ik dat zij met hun rug tegen de muur staan. De prijs die John en Sjanie krijgen voor hun melk is te laag om de kosten die ze over een langere periode hebben, te dekken. Het interview schokt me. Hoe bestaat het dat de mensen die werken voor mijn eten zich zorgen moeten maken of ze zélf hun boodschappen wel kunnen betalen?

Als ik aan kom rijden in Oud-Alblas trek ik meteen de vergelijking met Kinderdijk, wat op een steenworp afstand blijkt te liggen. Weilanden, water en vrij spel voor de wind, die daar dan ook hartstochtelijk gebruik van maakt. Ik rijd het terrein op en laat direct mijn oog vallen op het logo van FrieslandCampina op de buitenmuur van de stal.

Verreweg de meeste Nederlanders hebben meer dan genoeg te eten. De makers van dat eten echter kunnen vaak maar net aan rondkomen. Of net niet. Of helemaal niet.

Ik vind dat niet oké: eten is één van onze belangrijkste levensbehoeften en daarmee eigenlijk veel belangrijker – en waardevoller – dan veel van de dingen waar in onze samenleving geld mee wordt verdiend.

Eten zou een goed salaris moeten opleveren voor de makers ervan.

Daarom ben ik op zoek: hoe kunnen we de economie zo inrichten dat een eerlijke prijs voor de makers regel wordt?

Ik nodig je van harte uit om met me mee te zoeken, om je vragen te stellen en om je kijk te delen op een eerlijke waardering van de makers van ons eten. Bijvoorbeeld door in gesprek te gaan onder dit artikel.

Een kwartiertje later, bij John en Sjanie Eijkelenboom aan de keukentafel, valt me op hoe openhartig deze mensen zijn. Over hun werk, en over hun financiën. Ik vind het moedig dat John en Sjanie zonder schroom een boekje opendoen over het financiële reilen en zeilen van hun boerderij.

Wanneer ik vraag of ik ervan uit kan gaan dat de makers van ons eten eerlijk worden gewaardeerd, ontvouwt Sjanie een mening die ik op deze plek niet had verwacht te horen. “Wat we wel eens vergeten is dat er in Nederland ook mensen zijn die nauwelijks kunnen rondkomen. Voor goedkoop voedsel is dus echt wat te zeggen. Als je de prijs verhoogt zullen sommige mensen honger hebben. En dat kan niet de bedoeling zijn.”

Ik was me hier helemaal niet zo bewust van, maar Sjanie heeft echt een punt. Ik ontdek dat er in 2016 ruim 980,000 armen waren in Nederland. Dit staat gelijk aan 6% van de bevolking. Het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat de cijfers berekende, bepaalt wanneer iemand in armoede leeft. Als ondergrens hanteert het bureau een budget van €1135 per maand voor een alleenstaande, €1555 per maand voor een stel zonder kinderen en €1850 per maand voor een paar met één kind.

Sjanie groeide op aan de andere kant van Oud-Alblas, ook op een melkboerderij. De verhalen over honger staan in het collectieve familiegeheugen gegrift. “In de oorlog kwamen de mensen uit Rotterdam gelopen om te vragen of er nog ergens een ei, wat brood of een stuk kaas te krijgen was.”

John en Sjanie Eijkelenboom op hun bedrijf in Oud-Alblas.

Nooit meer honger dus, werd het motto na de oorlog. In Nederland en in Europa. Op basis van de praktijk van haar vader vertelt Sjanie dat het door automatisering mogelijk werd om steeds meer melk te produceren. Eerst kwamen de melkmachines – met de hand houdt het bij vijftien koeien wel zo’n beetje op, vertelt ze – en later de gekoelde melktanks, waarmee de melk langer bewaard kon blijven.

Kritisch over fosfaatplafond

“In Europa ging men voedsel produceren onder het motto ‘veel en goedkoop’”, zegt Sjanie. Als ik om me heen kijk, durf ik voorzichtig te concluderen dat dit goed gelukt is. Eigenlijk te goed. Ons voedselsysteem barst uit z’n voegen. En daarmee komen we te spreken over het fosfaatplafond.

Tot 1 april 2015 bestond er voor de melkveehouderij een productielimiet, ook wel het melkquotum genoemd. Om honger zoals die in de Tweede Wereldoorlog was geleden uit te bannen, begon de Europese Economische Gemeenschap (EEG, voorloper van de Europese Unie) eind jaren ’50 met het verstrekken van subsidies aan boeren. Een onderdeel van het beleid was een minimumprijs voor melk. Omdat deze minimumprijs het voor melkveehouders aantrekkelijk maakte om zoveel mogelijk te produceren, kon men de productie uiteindelijk niet meer kwijt. Het overschot aan Europese melk werd door middel van exportsubsidies voor dumpprijzen op de wereldmarkt verkocht. Om deze situatie te doen kantelen, voerde de EEG in 1984 het melkquotum in.

Toen dit quotum in 2015 werd losgelaten, ging de Nederlandse melkveehouderij zoveel meer melk produceren dat de Europese Unie opnieuw aan de bel trok. Ditmaal niet om economische redenen, maar uit milieuoverwegingen: de melkveehouderij produceerde te veel fosfaat.

Fosfaat is een verbinding van fosfor met zuurstof die bestaat in koeienmest. Ophoping van fosfaat in de bodem leidt tot uit- en afspoeling ervan naar het oppervlaktewater. Fosfaat is schadelijk voor de waterkwaliteit en biodiversiteit wanneer in verhoogde mate aanwezig.

Om de milieu-impact van de melkveehouderij aan banden te leggen, kennen we sinds 1 januari 2018 het fosfaatrechtenstelsel. Op basis van het aantal kilo’s fosfaat dat een boer uitstootte op 2 juli 2015, kreeg hij of zij rechten toegewezen. 1 recht geeft de bevoegdheid om jaarlijks 1 kilo fosfaat te produceren. Wil je als boer vandaag de dag meer koeien melken, en dus meer mest produceren en fosfaat uitstoten, dan zul je rechten moeten bijkopen. Wil je minder koeien melken, dan kun je rechten verkopen. Doordat boeren moeten betalen wanneer zij meer willen produceren, creëert het stelsel een prikkel om minder te produceren.

John en Sjanie zijn erg kritisch op de uitvoering van het fosfaatrechtenstelsel. “Er is een handel ontstaan die veel geld onttrekt aan de sector. Handelaren rekenen een vergoeding van 1,5% per transactie en ook de overheid profiteert mee via de btw. Een stoppende boer strijkt al gauw €650.000 op wanneer hij fosfaatrechten voor 100 koeien verkoopt. Waarvan overigens ook weer een deel naar de overheid vloeit middels de stakingsbelasting. Allemaal geld dat de sector moet ophoesten. Het is een luchtbel die gefinancierd wordt door boeren die het toch al moeilijk hebben. Als de overheid simpelweg een databank had opgezet, was dat geld in de sector gebleven.”

op zoek naar de makers

Laat je je e-mailadres achter? Dan houd ik je op de hoogte van mijn zoektocht.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Waar ik begrijp dat John en Sjanie gefrustreerd zijn over de financiële luchtbel die de overheid met het stelsel creëerde, lijkt het niet waar dat de overheid meeprofiteert via de btw. Zie bijvoorbeeld deze berekening. Uiteindelijk komt de btw altijd voor rekening van de consument. De overheid haalt op, maar bij de consument en niet bij – in dit geval – een handelaar in fosfaatrechten.

Ik wil weten hoe moeilijk boeren het dan hebben en vraag door. “In 2018 kregen we fosfaatrechten toegewezen voor het aantal koeien dat we precies op 2 juli 2015 hadden. Dat waren er toen 88. Het aantal kilogram fosfaat dat een koe uitstoot is gebaseerd op de melkproductie van 2015. Zo kregen we ‘gratis’ 4462 kilogram fosfaat toebedeeld in 2018. Deze rechten echter, kwamen pas 2,5 jaar na de referentiedatum in omloop, toen onze koeien meer melk gaven. Op papier gingen dezelfde koeien meer fosfaat produceren, waardoor wij rechten moesten bijkopen.”

“De eerste keer, in 2018, kochten we 175 kilogram rechten voor €250 per recht. Later in het jaar kochten we nog een keer 115 kilogram à €215 per kilo. In 2019 hebben we 68 kilogram gekocht voor €168,50 de kilo. We verwachten nog rond de 100 kilogram extra nodig te hebben.”

Ik reken uit dat John en Sjanie nu al zo’n €80.000 aan fosfaatrechten besteedden. “Tegelijkertijd hebben we in 2018 veel extra dieren moeten afvoeren om niet boven het maximaal toegestane kilo’s fosfaat uit te komen. Want onze koeien gaven in 2018 meer melk dan in 2015 en produceerden dus meer fosfaat. We hebben dieren moeten wegdoen, terwijl we rechten hadden bijgekocht! Je snapt hoe frustrerend dat is.”

“Een koe produceert tussen de 8.000 en 10.000 kilogram melk per jaar en geeft gemiddeld zo’n 50.000 kilogram melk voordat ze naar de slacht gaat – met uitschieters naar 10.000 kilogram aan de onderkant en 120.000 kilogram aan de bovenkant. Bij een melkprijs tussen de €0,30 en €0,35 is een koe in een slecht geval alweer weg voordat je de investering in fosfaatrechten hebt terugverdiend. Het is een moeilijk verdienmodel.”

Ik leer dat boeren hun melk niet betaald krijgen per liter, maar per kilogram. Wat telt, is namelijk de hoeveelheid vet en eiwitten in een liter. Rechtstreeks van de koe bevat melk zo’n 4,2% vet. Volle melk in de winkel heeft 3,5% vet, halfvolle melk 1,5%. Een liter melk heeft dus letterlijk een ander gewicht bij de boer dan in de winkel.

“Je blijft maar groeien”

John vertelt dat de melkprijs al jaren niet meer gecorrigeerd is voor inflatie. Dat is het grootste probleem. Sjanie vult aan: “In de tijd dat mijn vader boer was verkocht hij zijn melk voor een gulden per kilogram. Nu mag je blij zijn met een jaargemiddelde van €0,35. Ondertussen varieert de kostprijs tussen de €0,30 en €0,35 per kilogram. In een gunstig geval verdien je dus een paar cent marge per kilogram.”

Wat krijgt de boer betaald? Opbrengstprijzen melk in euro’s per kilogram 1975-2017

Jaargemiddelden. Bron: Agrimatie.nl, 18 april 2019. Gemaakt met Chartbuilder.

“En daardoor blijf je maar groeien. Want die omzet moet omhoog. De eerste liters kosten het meest, daarin zitten je vaste kosten. Daar probeer je dan overheen te produceren, zodat je toch een inkomen kunt verdienen. Terwijl we als maatschappij helemaal geen bedrijven met 500 of 1000 koeien willen. Maar als we zo doorgaan, gaan we daar wel uitkomen.”

John en Sjanie hebben een jaaromzet van €350.000 à €400.000. “Maar daar kunnen we nauwelijks een gezinsinkomen uit halen. En dat is best raar. Omdat de kosten te hoog zijn, of de melkprijs te laag. Het is maar hoe je redeneert. Maar als je het ons vraagt is de melkprijs te laag. Brood is toch ook niet even duur als twintig jaar geleden? Overigens is de melk die jij in de winkel koopt dat ook niet. En dat is het scheve.”

We hebben een jaaromzet van €350.000 à €400.000, maar kunnen daar nauwelijks een gezinsinkomen uit halen.

Sjanie vindt dat het probleem wordt veroorzaakt door de inrichting van het systeem, niet door degene die het product koopt. “Het probleem zit in de handel, tussen maker en koper. In de handel wil iedereen zoveel mogelijk aan een product verdienen. En als primaire sector, hangen wij onderaan. Als de kosten bij de schakels tussen maker en koper stijgen, krijgt de onderste laag minder betaald. Maar als onderste schakel kunnen we nergens meer heen! We staan financieel tegen de muur. Onze kosten voor fosfaatrechten, landaankoop, landbewerking, diesel, elektriciteit, voer, onze hypotheek en ga zo maar door – die stijgen alleen maar.”

Een oplossingsrichting

Sjanie Eijkelenboom: “Als consument kun je in de supermarkt niet zomaar €0,25 bijbetalen voor je melk. En zelfs al zou je dat doen, dan nog komt het niet aan bij de boer. Wat mij betreft mag er niet aan voedsel verdiend worden. Voedsel is een levensbehoefte. En de overheid zou daar wat aan kunnen doen door bodemprijzen in te stellen.”

Jullie zijn lid van de coöperatie FrieslandCampina. Hoe spelen zij een rol in dit verhaal? John: “We zijn overgeleverd aan een grote multinational. We hebben wel eens om een bodemprijs gevraagd, maar die komt er niet. Kijk, wij hoeven niet altijd de hoogste prijs, maar stel nu eens een minimumprijs in. Zeg nu eens dat je nooit meer onder de €0,30 zult zakken. Dwing bij je afnemers gewoon af dat ze een eerlijke prijs betalen – omdat we anders als boeren niet meer eten. FrieslandCampina is één van de grootste fabrieken van Europa, maar daar hebben ze de ballen niet voor. We hebben €100.000 van ons vermogen in die coöperatie zitten, maar krijgen dit niet voor elkaar.”

Sjanie Eijkelenboom: “Bemesting van ons land kan een te hoog nitraatgehalte in het grondwater veroorzaken, dus stelt de overheid dat we voldoende land moeten hebben relatief naar de hoeveelheid mest die we uitrijden. Meer mest vereist meer land, dus kochten we vorig jaar extra land. Nog maar vijftien jaar geleden breidde mijn vader uit voor €35.000 per hectare. In 2018 betaalden wij €62.000. Daar komt bij dat aankoop van land fiscaal niet aftrekbaar is. Duitse boeren krijgen van hun overheid niet zo’n beperking opgelegd, wat resulteert in oneerlijke concurrentie. Overigens is het onduidelijk of nitraat in het grondwater altijd uit de landbouw komt. Het kan ook van de industrie afkomstig zijn.”

“Omdat Nederland derogatie aanvroeg bij de Europese Unie, mag je als boer gedurende 2019 per hectare 250 kilogram stikstof uit dierlijke mest aanwenden. Het land kan veel meer dan 250 kilogram aan, maar de regels zijn nu eenmaal zo. Als je de limiet van 250 kilogram hebt bereikt, mag je aanvullen met kunstmest, tot 365 kilogram. Wij hebben jaren gehad dat we dierlijke mest moesten afvoeren – en betaalden om dat te doen, want er is een mestoverschot – om vervolgens relatief dure kunstmest aan te moeten kopen. Die kunstmest wordt per schip aangevoerd in Rotterdam en er wordt veel geld mee verdiend.”

“Als boer zou ik eerst mijn – hoogkwalitatieve – dierlijke mest willen gebruiken, en pas als deze op is willen aanvullen met kunstmest. Ik vind het krom dat we de regels zo hebben gemaakt dat ik mijn dierlijke mest, die heel goed is, moet afvoeren, om vervolgens aan te vullen met chemisch verworven kunstmest.”

op zoek naar de makers

Mijn zoektochten voor je op een rijtje:
logo-square@4x edit1

Boerenmiljonairs, op papier

Zou een hogere melkprijs alle problemen als sneeuw voor de zon doen verdwijnen? Sjanie denkt van wel. “In de eerste plaats omdat we dan een verdienmodel zouden hebben en niet gedwongen worden om steeds meer koeien te gaan melken. Wij hebben helemaal niet de behoefte om over tien jaar 150 koeien melken. Maar we zullen wel moeiten opschalen. We houden er anders simpelweg geen gezinsbestaan meer aan over.”

“En dan heb ik het nog niet eens over de volgende generatie. Op deze manier kan onze zoon de boerderij niet van ons overnemen. Ik denk dat de boerderij bij taxatie zo’n €4 miljoen waard zou zijn. Dat mag je niet belastingvrij doorgeven aan de volgende generatie. Je mag het gunnen, maar dan heb je zelf niets meer. Of je kunt het je kind van je laten kopen. Maar waar moet ‘ie dat van opbrengen?”

“Ook de stallen zijn problematisch. Inmiddels zijn die veertig jaar oud. Bij deze melkprijs gaat de Rabobank geen nieuwe stal neerzetten. Maar dat gaat helemaal niet, je kunt niet nog veertig jaar zo doormelken. Eigenlijk had het bedrijf allang de middelen moeten kunnen opbrengen om een nieuwe stal te kunnen financieren.”

lachende man in stal met koeien op de achtergrond
In de stal bij John en Sjanie Eijkelenboom.

Boerenbedrijven zijn heel veel waard, ontdek ik. Maar die waarde zit verankerd in onroerend goed. En daar koop je als boer helemaal niets voor. Boerenmiljonairs zijn het, op papier.

Zijn jullie boos?

Sjanie: “Die fase hebben we wel een beetje gehad. We willen door, vooruitkijken. Dat komt ook omdat we een Christelijke levensovertuiging hebben. God geeft ons deze weg en we vinden het heel mooi dat we voedsel kunnen produceren. Je kunt je boos maken om hoe het gaat, maar dat brengt je uiteindelijk helemaal niets.” John: “Het werkt ook gewoon niet. Boosheid achtervolgt je dag en nacht. Heel de dag door neem je samen beslissingen, in huis en in de stal. Als je continue boos en kortaf blijft zou je je privé-situatie ook nog eens onder druk zetten.”

“Maar er is ook een periode geweest dat we net iets minder dan €0,20 per kilogram kregen”, vertelt Sjanie op de valreep. “Ik moet je eerlijk zeggen, toen was ik naast boos ook heel erg bezorgd. Dan vraag je je af of je de boodschappen nog wel kunt betalen.”

Waardeer je mijn werk?

Doe dan een duit in het zakje van de maker ervan…

…of deel mijn zoektocht:

Voor dit artikel is door niemand betaald. Zo werk ik onafhankelijk van wiens belang dan ook. Echter mijn tijd is geld waard. Journalistieke makers staan, net als andere makers, financieel onder druk. Daarom leg ik de bal bij jou. Waardeer je mijn werk? Doe dan een duit in het zakje. 

Ik vind het een enorm heftig verhaal. Als ik hoor dat Sjanie zich zorgen maakte om haar eigen boodschappen, weet ik even niet meer waar ik het zoeken moet. Hoe bestaat het dat de mensen die ons eten maken zich zorgen maken of ze zelf wel kunnen eten? Ik wil hier niet meer aan meedoen. Ik wil een prijs betalen die garandeert dat de makers van mijn eten een fatsoenlijk inkomen verdienen.

Beelden: Maurice van der Spek