In gesprek met een...

Melkveehouder: “We hebben leiders nodig die de wonden durven schoonmaken”

Aangenaam, mijn naam is Maurice van der Spek. Ik ben op zoek naar de makers van ons eten. Door ons eten te kopen in de supermarkt weten we niet langer wie ervoor werken. Dus trek ik erop uit. Wie zijn de mensen achter de producten die we iedere dag consumeren? Dat ontdek je op opzoeknaardemakers.nl.

Een gebrek aan politieke langetermijnvisie is het struikelblok dat Overijsselse melkveehouder Henk Douma ten val had kunnen brengen. “We blijven maar pleisters plakken. Wat we nodig hebben, zijn leiders die het aandurven om de wond eens goed schoon te maken.” In gesprek met Henk Douma over politieke wispelturigheid en de consequenties ervan op de makers van ons eten.

Dit is de negende aflevering van mijn zoektocht. Naar het overzicht.

In het kort

Volgens melkveehouder Henk Douma vormen belangentegenstellingen tussen boeren in Noord- en Zuid-Nederland een politieke wond. Politici hebben de moed niet om de echte pijnpunten aan te pakken en een ambtstermijn van vier jaar werkt kortetermijnhandelen in de hand. Het gevolg was in het geval van Henk Douma een financiële klap waar zijn bedrijf net niet aan onderdoor ging.

Een nieuwe ervaring. Ik ben in gesprek met een boer die tevreden is over zijn opbrengstprijs. Bij Henk Douma, en diens vader Gert Siemon Douma, worden er zo’n 150 koeien gemolken. Het zal nog een jaartje of vijf duren voordat Henk het bedrijf volledig van zijn vader overneemt; ik tref de heren in een overgangsfase.

De tevredenheid van Henk over de prijs die hij betaald krijgt laat zich uitleggen door het feit dat de coöperatie waarbij zijn bedrijf is aangesloten, kaasspecialiteitenfabriek Rouveen, enkel ‘ongewone’ kazen produceert. De gekste kruiden en kleurencombinaties zijn denkbaar – zolang er maar geen standaard kaas wordt geproduceerd. Zelf denkt Henk ook mee in de ontwikkeling van kazen. “Recent nog werd mijn idee voor een nieuwe kaas overgenomen. Binnenkort gaat ‘ie in de verkoop.”

Verreweg de meeste Nederlanders hebben meer dan genoeg te eten. De makers van dat eten echter kunnen vaak maar net aan rondkomen. Of net niet. Of helemaal niet.

Ik vind dat niet oké: eten is één van onze belangrijkste levensbehoeften en daarmee eigenlijk veel belangrijker – en waardevoller – dan veel van de dingen waar in onze samenleving geld mee wordt verdiend.

Eten zou een goed salaris moeten opleveren voor de makers ervan.

Daarom ben ik op zoek: hoe kunnen we de economie zo inrichten dat een eerlijke prijs voor de makers regel wordt?

Ik nodig je van harte uit om met me mee te zoeken, om je vragen te stellen en om je kijk te delen op een eerlijke waardering van de makers van ons eten. Bijvoorbeeld door in gesprek te gaan onder dit artikel.

Omdat kaasspecialiteitenfabriek Rouveen zich specialiseert en kazen produceert die meer opleveren omdat ze uniek zijn, is de prijs die Henk en zijn vader overhouden aan hun melk, beter dan gemiddeld. Dat zegt niet dat Henk zich altijd even serieus genomen voelt.

“Je merkt het als er weer verkiezingen zijn. Met uitzondering van de Partij voor de Dieren en GroenLinks, brengen partijen positieve berichten over de veehouderij naar buiten. Wat ze beloven voeren ze helemaal niet uit. Maar de boerenstem is belangrijk en partijen willen die winnen. Het is veel beloven, weinig nakomen.”

Wanneer ik Henk om een voorbeeld vraag stuurt hij me dit artikel in het AD: onder de drie kabinetten van VVD-premier Rutte is het aantal wetten en regels met ruim 11 procent toegenomen, terwijl de VVD in verkiezingscampagnes telkens minder regels belooft.

Boer voor zijn koeien in stal
Melkveehouder Henk Douma

Henk is kritisch op de politiek in de breedste zin des woords. “Als je een bedrijf zou runnen op de manier waarop de politiek ons land runt, zou je binnen no time failliet gaan. Het is een komen en gaan van mensen die binnen hun vierjarentermijn hun zegje willen doen. Het laaghangende fruit plukken en de moeilijke dossiers doorschuiven naar de volgende gegadigde. En bij goed presteren vormt de politiek een opstapje naar het bedrijfsleven.”

Henk vindt dat ons politieke systeem én klimaat kortetermijnhandelen in de hand werkt. “Wat we nodig hebben, zijn leiders die het aandurven om de wond goed schoon te maken. We blijven maar pleisters plakken.” Leg mij eens uit, vraag ik Henk, wat die wond is.

Wond

“In essentie zijn er in de veehouderij te grote belangentegenstellingen tussen Noord- en Zuid-Nederland. In het zuiden is de veehouderij intensief, in het noorden is ‘ie extensief. In het zuiden, met name in Brabant, tref je 400 koeien op 20 hectare. In het noorden is het bijna één op één: 100 koeien op 100 hectare.” Een kleiner oppervlak in Zuid-Nederland dus om de milieu-impact van het boerenbedrijf over te verdelen. Milieu-impact, die wordt veroorzaakt door mest. Wanneer boeren ongelimiteerd melk zouden mogen produceren zou dat een te grote belasting van het milieu veroorzaken. Om het milieu te beschermen, beperkt de overheid de productie van melk middels het fosfaatrechtenstelsel.

Koeien in stal

Tot 1 april 2015 bestond er voor de melkveehouderij een productielimiet, ook wel het melkquotum genoemd. Om honger zoals die in de Tweede Wereldoorlog was geleden uit te bannen, begon de Europese Economische Gemeenschap (EEG, voorloper van de Europese Unie) eind jaren ’50 met het verstrekken van subsidies aan boeren. Een onderdeel van het beleid was een minimumprijs voor melk. Omdat deze minimumprijs het voor melkveehouders aantrekkelijk maakte om zoveel mogelijk te produceren, kon men de productie uiteindelijk niet meer kwijt. Het overschot aan Europese melk werd door middel van exportsubsidies voor dumpprijzen op de wereldmarkt verkocht. Om deze situatie te doen kantelen, voerde de EEG in 1984 het melkquotum in.

Toen dit quotum in 2015 werd losgelaten, ging de Nederlandse melkveehouderij zoveel meer melk produceren dat de Europese Unie opnieuw aan de bel trok. Ditmaal niet om economische redenen, maar uit milieuoverwegingen: de melkveehouderij produceerde te veel fosfaat.

Fosfaat is een verbinding van fosfor met zuurstof die bestaat in koeienmest. Ophoping van fosfaat in de bodem leidt tot uit- en afspoeling ervan naar het oppervlaktewater. Fosfaat is schadelijk voor de waterkwaliteit en biodiversiteit wanneer in verhoogde mate aanwezig.

Om de milieu-impact van de melkveehouderij aan banden te leggen, kennen we sinds 1 januari 2018 het fosfaatrechtenstelsel. Op basis van het aantal kilo’s fosfaat dat een boer uitstootte op 2 juli 2015, kreeg hij of zij rechten toegewezen. 1 recht geeft de bevoegdheid om jaarlijks 1 kilo fosfaat te produceren. Wil je als boer vandaag de dag meer koeien melken, en dus meer mest produceren en fosfaat uitstoten, dan zul je rechten moeten bijkopen. Wil je minder koeien melken, dan kun je rechten verkopen. Doordat boeren moeten betalen wanneer zij meer willen produceren, creëert het stelsel een prikkel om minder te produceren.

Henk: “Ieder jaar wordt zo’n 12,000 hectare aan landbouwgrond opgeslokt door natuur, steden- en wegenbouw. Het aantal boeren neemt ook ieder jaar af, terwijl de melkproductie min of meer constant blijft. Dat betekent dat er per hectare een steeds hogere mestdruk ontstaat. Tegelijkertijd perkt de overheid de hoeveelheid mest die je op één hectare mag aanwenden in.”

Waar ik de jaarlijkse 12,000 hectare niet kan herleiden, is het duidelijk dat landbouwgrond over de jaren heen verdwijnt ten gunste van natuurgebied en bebouwd terrein. Zie deze pagina van het Compendium voor de Leefomgeving en dit bericht van het CBS.

Een steeds grotere hoeveelheid mest op een steeds kleiner wordend oppervlak – dat betekent dat ons milieu het steeds zwaarder te verduren krijgt. Eigenlijk is iedereen het er over eens dat het een goed idee is om de veehouderij te reguleren. “Maar hoe de veehouderij aan banden te leggen”, zegt Henk, “daar werd men het in de politiek niet over eens.”

op zoek naar de makers

Laat je je e-mailadres achter? Dan houd ik je op de hoogte van mijn zoektocht.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Ik ontdek dat er in Zuid-Nederland een prikkel bestaat om veel mest op een klein oppervlak te kunnen plaatsen. Wat recht tegen Henk z’n ideeën indruist. Hij is dan ook voorstander van wat hij een ‘grondgebonden’ beleid noemt. Wat Henk betreft zou mestregulering niet mogen uitgaan van het aantal dieren dat een boer bezit – zoals het fosfaatrechtenstelsel doet – maar van grondbezit. Henk wil dat de overheid vaststelt hoeveel mest je als boer mag plaatsen op een hectare, en controleert op die hoeveelheid. Meer grond bezitten zou dus betekenen meer mest mogen produceren, en omgekeerd.

Maar ja, in Zuid-Nederland is grond veel duurder dan in Noord-Nederland. “Het zuiden wil zo’n oplossing niet. Zuidelijke boeren zouden enorm moeten inleveren. Ze zouden veel grond moeten aankopen à €80.000-90.000 de hectare, of veel koeien moeten slachten. Terwijl de jongens in Friesland een hectare kopen à €40.000. Die kunnen wel door.”

Het is me duidelijk dat je noordelijke en zuidelijke boeren moeilijk op één lijn krijgt. Precies dat bedoelt Henk met de wond die moet worden schoongemaakt.

Het is me duidelijk dat je noordelijke en zuidelijke boeren moeilijk op één lijn krijgt. En precies dat is wat Henk bedoelt met de wond die moet worden schoongemaakt. De wat Henk betreft slordige transitie van het melkquotum naar het fosfaatplafond, het plotsklaps omgooien van het beleid zoekend naar een oplossing, is wat hem betreft een schrijnend voorbeeld van politiek kortetermijnhandelen. Daar zit zijn ongenoegen.

op zoek naar de makers

Mijn zoektochten voor je op een rijtje:
logo-square@4x edit1

Pleisters

“Je kunt niet eerst het melkquotum afschaffen in 2015, om vervolgens moord en brand te schreeuwen wanneer de productie volle bak toeneemt in de periode erna. En in 2017 maar weer een fosfaatplafond instellen. Dat boeren volop zouden gaan produceren na het loslaten van het melkquotum had je natuurlijk kunnen zien aankomen.”

Het is Henk een richtingloos allegaartje. Het ontbreekt hem aan helder beleid en uitvoering zonder voorbehoud. “Er wordt gestuurd op de korte termijn. Maar de melkveehouderij kun je niet steeds een andere kant op sturen. Je werkt met dieren en met de natuur – dat heeft z’n seizoenen, en verandering kost tijd.”

Schoenen op de grond in stal
In de stal bij Henk Douma.

Henk zegt dat hij een stip op de horizon wil. “Een langetermijnvisie waar ik me de komende 20 à 30 jaar aan vast kan houden. Laat boeren zelf bepalen hoe ze op de gewenste bestemming uitkomen. Want hoe die stip er ook uit mag zien, als er ten minste een stip is weet ik waar ik aan toe ben. De Nederlandse politieke wispelturigheid kost veel geld, tijd en ellende. En verbetert op de lange termijn helemaal niets.”

Ik wil een stip op de horizon. Een langetermijnvisie waar ik me de komende 20 à 30 jaar aan vast kan houden.

Wat mij betreft: een helder verhaal. Henk heeft hier langer dan vandaag over nagedacht en weet wat hij wil. Toch blijft ons gesprek niet bij visie alleen. Het ontbreken van langetermijnvisie heeft, ook voor boerderij Douma, voelbaar gevolgen gehad.

Afgestraft

“Jarenlang riep de politiek dat we naar een grondgebonden oplossing zouden gaan. Politici creëerden de verwachting dat veehouders begrensd zouden gaan worden op basis van hun areaal. Velen waren bereid mee te bewegen met die koers en dachten erop te anticiperen door vooral veel land te kopen en stallen bij te bouwen. ‘Die koeien komen later wel’, dacht men. Totdat het fosfaatplafond uit de lucht viel. Dwars tegen de afgegeven signalen in besloot de politiek veehouders aan banden te leggen op basis van het aantal koeien dat zij bezitten.”

Carrouselopstelling voor koeien
De carrouselopstelling waarin koeien ’s ochtends en ’s avonds gemolken worden.

“Niet zo hard als anderen, maar ook wij gokten verkeerd en werden ervoor afgestraft. De politiek zei dat er geleidelijk aan een einde zou komen aan het melkquotum. Ieder jaar zou het quotum iets verruimd worden, zodat je als boer gestaag kon groeien. Ten tijde van het melkquotum kreeg je een boete van €0,28 voor iedere liter die je te veel produceerde. Juist daarom deden we richting het einde van het melkquotum 40 koeien weg – we konden de boetes niet opbrengen. En nèt in die periode dat we geen 200 maar 160 op stal hadden, werd het fosfaatplafond ingesteld. We liepen €400.000 aan rechten mis.”

Henk vertelt dat een minderheid, de ‘cowboys’ onder de melkveehouders, tegen het politieke discours van destijds in grote risico’s nam door extra koeien aan te laten rukken vanuit het buitenland. Als de politiek had gehandeld naar de signalen die Henk en andere melkveehouders oppikten en was gaan reguleren op basis van grondgebied, was die minderheid afgestraft. Precies het tegenovergestelde gebeurde: zij die tegen de politieke signalen in bewogen werden financieel bevoordeeld door de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Een zure appel voor Henk en veel anderen.

Henk is nuchter. “Ja, het voelt wrang. Maar ik was vooral blij dat het niet onze nekslag werd.”

Henk is nuchter. “Ja, het voelt wrang. Maar ik was vooral blij dat het niet onze nekslag werd. Dat we door konden. Maar het is erg jammer. €400.000 aan rechten mislopen om een boete van €30.000-€40.000 te voorkomen. Het is precies wat ik bedoel met de gevolgen van politieke onvoorspelbaarheid. En dan resulteert het fosfaatplafond ook nog eens in een intensievere veehouderij – dwars tegen de maatschappelijke wens in.”

Waardeer je mijn werk?

Doe dan een duit in het zakje van de maker ervan…

…of deel mijn zoektocht:

Voor dit artikel is door niemand betaald. Zo werk ik onafhankelijk van wiens belang dan ook. Echter mijn tijd is geld waard. Journalistieke makers staan, net als andere makers, financieel onder druk. Daarom leg ik de bal bij jou. Waardeer je mijn werk? Doe dan een duit in het zakje. 

Het is me een middagje wel. Wat een droeve bedoening. Door Henk z’n verhaal krijg ik het idee dat de overheid een spelletje speelt met de makers van ons eten. Daarbij is een onderdeel van het probleem mijns inziens dat we als burgers de complexiteit van ons voedselsysteem niet meer kunnen overzien. En het dus maar aan de ‘experts’ overlaten.

Wat me ook opvalt, is dat Henk spreekt vanuit een paradigma van groei. Henk vertelt dat boeren in de periode vóór de afschaffing van het melkquotum zochten naar de beste manier om te groeien – de één door stallen bij te bouwen, de ander door meer koeien te kopen. Waar hij niet bij stil lijkt te staan, is de vraag of die groei eigenlijk wel een goed idee is. Maar goed, als de prijs die je voor je product betaald krijgt slecht is – wat misschien niet voor Henk geldt, maar wel voor veel andere boeren, zoals John en Sjanie Eijkelenboom – kan ik me voorstellen dat de enige manier om nog een beetje inkomen te verdienen en zekerheid op te bouwen is: nog meer produceren.

Foto’s: Maurice van der Spek